Als u Adobe Illustrator gebruikt en overstapt op CorelDRAW® en/of Adobe Photoshop gebruikt en overstapt op Corel® PHOTO-PAINT™, is deze studieles iets voor u.
CorelDRAW® en Adobe Illustrator hebben veel overeenkomsten en hebben enkele basismogelijkheden voor tekenen en ontwerp gemeenschappelijk. Hierdoor is het niet moeilijk om van deze ene toepassing over te stappen op de andere. Het verschil ligt echter in de terminologie, want bepaalde belangrijke termen lopen uiteen. Als u inzicht heeft in deze verschillen, kunt u soepel overstappen op CorelDRAW.
We bekijken eerst eens de belangrijkste terminologische verschillen tussen Adobe Illustrator en CorelDRAW.
Om te beginnen worden illustraties in CorelDRAW vaak 'tekening' of 'document' genoemd. In CorelDRAW worden pagina's gebruikt in plaats van tekengebieden. Een document kan uit meerdere pagina's bestaan en u kunt makkelijk tussen de verschillende pagina's overschakelen.
De set met gereedschappen aan de linkerkant wordt de 'Gereedschapskist' genoemd. Net als het deelvenster Gereedschappen in Illustrator is de Gereedschapskist een werkbalk met tools voor het maken, vullen en wijzigen van voorwerpen in een tekening.
De ruimte boven het documentvenster wordt de 'eigenschappenbalk' genoemd. Deze werkbalk is vergelijkbaar met het regelpaneel in Adobe Illustrator en bevat opdrachten die verband houden met het actieve gereedschap of voorwerp.
De tabblad-vensters aan de rechterkant van het toepassingsvenster worden 'koppelvensters' genoemd. Deze zijn vergelijkbaar met de deelvensters in Adobe Illustrator en bevatten opdrachten en opties voor het werken aan documenten. Het koppelvenster Voorwerpeigenschappen zou u bijvoorbeeld kunnen zien als een combinatie van de deelvensters Lijn, Verloop, Teken, Alinea en Transparantie in Illustrator.
Direct naast de koppelvensters ziet u het kleurenpalet, dat vergelijkbaar is met het deelvenster Stalen in Adobe Illustrator.
Onder in het scherm bevindt zich de statusbalk. Deze verschilt enigszins van de statusbalk in Illustrator. Deze bevat informatie over voorwerpeigenschappen, zoals type, grootte, kleur, vulling en resolutie.
U kunt de werkbalken verplaatsen door op de gewenste werkbalk te rechtsklikken (waaronder de Gereedschapskist of de eigenschappenbalk) en Werkbalken vastzetten uit te schakelen.
Door werkbalken te ontgrendelen kunt u deze verplaatsen. De gestreepte lijnen op de Gereedschapskist en de eigenschappenbalk in dit voorbeeld geven aan dat ze ontgrendeld zijn.
We bekijken nu enkele gereedschappen die u in CorelDRAW kunt vinden. Het Vormgereedschap is vergelijkbaar met het gereedschap Direct selecteren in Adobe Illustrator. Met het Vormgereedschap kunt u de vorm van voorwerpen bewerken. Padobjecten, zoals het object dat u in de volgende illustratie ziet, worden 'krommevoorwerpen' genoemd in CorelDRAW. De ankerpunten die u hier ziet worden 'knooppunten' genoemd en de besturingspunten die u ziet worden 'besturingshandgrepen' genoemd.
U kunt de vorm van krommevoorwerpen wijzigen door de knooppunten en besturingshandgrepen ervan te verplaatsen.
We bekijken nu het koppelvenster Voorwerpeigenschappen. In CorelDRAW wordt de lijn van een object de 'omtrek' genoemd. In het gedeelte met vullingeigenschappen kunt u verschillende typen vullingen toepassen op het voorwerp. Verloopvullingen worden in CorelDRAW 'verlooptintvullingen' genoemd.
Het koppelvenster Voorwerpeigenschappen
Bepaalde opdrachten in CorelDRAW komen overeen met die in Adobe Illustrator, maar hebben een andere naam.
In het menu Bestand kunt u via de opdracht Importeren een bestand als een gekoppeld voorwerp in het document plaatsen, net als met de opdracht Plaatsen in Adobe Illustrator.
U kunt een voorwerp rasteren door op Bitmaps > Naar bitmap converteren te klikken. Deze opdracht is vergelijkbaar met de opdracht Rasteren in Illustrator.
Hulplijnen zijn gelijk aan hulplijnen in Adobe Illustrator. Via de opdracht Beeld > Hulplijnen kunt u hulplijnen weergeven of verbergen. Via het menu Beeld kunt u ook uitlijningshulplijnen en dynamische hulplijnen inschakelen, die vergelijkbaar zijn met slimme hulplijnen in Adobe Illustrator.
CorelDRAW bevat een werkruimte met het uiterlijk van Adobe Illustrator. In deze werkruimte kunt u eenvoudiger menuopdrachten en gereedschappen vinden.
Als u de werkruimte in CorelDRAW X7 wilt openen, klikt u op Venster > Werkruimte > Overig > Adobe Illustrator. In eerdere versies van CorelDRAW kunt u de Adobe Illustrator-werkruimte openen via het dialoogvenster Opties. Klik op Gereedschappen > Aanpassen en klik vervolgens op Werkruimte in de lijst met categorieën. Schakel het selectievakje Adobe Illustrator in.
Adobe Photoshop en Corel PHOTO-PAINT hebben ook veel overeenkomsten, waarmee de overstap van de ene naar de andere toepassing wordt vergemakkelijkt. Corel PHOTO-PAINT bevat een werkruimte met het uiterlijk van Adobe Photoshop, zodat Adobe Photoshop-gebruikers snel aan de slag kunnen.
Maar ook hier zien we enkele belangrijke verschillen in terminologie.
Verschillen in terminologie
De werkruimteterminologie die wordt gebruikt in Corel PHOTO-PAINT is identiek aan de terminologie van CorelDRAW. Net als in CorelDRAW gebruikt u de Gereedschapskist, koppelvensters, eigenschappenbalk, kleurenpaletten en werkbalken om taken te voltooien.
We bekijken het koppelvenster Voorwerpbeheer. Dit koppelvenster is vergelijkbaar met het deelvenster Lagen in Adobe Photoshop, maar er bestaan enkele belangrijke terminologische verschillen. In Corel PHOTO-PAINT worden lagen 'voorwerpen' genoemd. Voorwerpeigenschappen zijn vergelijkbaar met laagopties en u krijgt toegang tot deze eigenschappen door op de naam van het voorwerp te klikken in het koppelvenster Voorwerpbeheer.
In Corel PHOTO-PAINT kunt u voorwerpeigenschappen weergeven via het koppelvenster Voorwerpbeheer.
Aanpassingslagen worden 'lenzen' genoemd in Corel PHOTO-PAINT. Met lenzen kunt u het effect van een correctie door een lens bekijken zonder dat u de onderliggende pixels permanent wijzigt.
Mengmodi worden 'samenvoegmodi' genoemd. Samenvoegmodi bepalen hoe de geselecteerde verf-, voorwerp- of vulkleur wordt gecombineerd met andere afbeeldingskleuren.
Het Rechthoekmaskergereedschap is vergelijkbaar met het gereedschap Rechthoekig selectiekader in Adobe Illustrator. Hiermee kunt u rechthoekige bewerkbare gebieden, of selecties, in uw document definiëren. De combinatie van bewerkbare gebieden en beschermde gebieden wordt in Corel PHOTO-PAINT 'masker' genoemd.
Knipmaskers zijn vergelijkbaar met laagmaskers in Adobe Photoshop. Met een knipmasker kunt u de transparantie van een voorwerp bewerken zonder dat dit van invloed is op de pixels in het voorwerp.
In het menu Afbeelding vindt u enkele opdrachten die hetzelfde zijn als in Adobe Photoshop, maar die een andere naam hebben. De opdracht Kopie veranderen is hetzelfde als de opdracht Afbeeldingsgrootte in Adobe Photoshop, waarmee u de resolutie en afmetingen van een afbeelding kunt wijzigen.
De opdracht Papierformaat is vergelijkbaar met de opdracht Canvasgrootte in Adobe Photoshop. Bij het wijzigen van het papierformaat kunt u het formaat van het afdrukbare gebied wijzigen, dat zowel de afbeelding als het papier bevat.
Raadpleeg de Help-onderwerpen 'CorelDRAW for Adobe Illustrator users' (CorelDRAW voor Adobe Illustrator-gebruikers) en 'Corel PHOTO-PAINT for Adobe Photoshop users' (Corel PHOTO-PAINT voor Adobe Photoshop-gebruikers) voor een meer uitgebreide vergelijking van termen en gereedschappen.
Ga ook naar CorelDRAW.com en word lid van de inspirerende community waar gebruikers met allerlei soorten achtergronden contact kunnen leggen, van elkaar kunnen leren en met elkaar kunnen delen.
CorelDRAW Graphics Suite X7
© 2014 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Alle handelsmerken, logo's, bedrijfsnamen, lettertypen en/of overige productnamen die worden genoemd zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Patenten: www.corel.com/patent